Werkgeversaansprakelijkheid en ‘goed werkgeverschap’

De omvang van de aansprakelijkheid van een werkgever voor de schade van werknemers, opgelopen tijdens uitoefening van hun werkzaamheden, is al jaren de inzet van procedures. In principe bent u als werkgever verplicht ervoor te zorgen dat uw werknemers in een veilige omgeving kunnen werken. Maar hoe zit het bij thuiswerken, tijdens bedrijfsuitjes, als uw personeel zich in het verkeer begeeft of bij woon-/werkverkeer? Wanneer bent u nu als werkgever aansprakelijk en welke verzekeringen moet u van de Hoge Raad afsluiten?

Hoofdregel werkgeversaansprakelijkheid

De hoofdregel van uw werkgeversaansprakelijkheid is te vinden in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel legt een ruime zorgplicht op aan de werkgever om te voorkomen dat de werknemer schade oploopt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Deze zorgplicht geldt ook voor ingehuurde krachten, zoals ZZP'ers, flexwerkers en uitzendkrachten én vrijwilligers.

De werkplek en de middelen en werktuigen waarmee wordt gewerkt, dienen ingericht te zijn ter voorkoming van schade, personeel moet voldoende worden geïnstrueerd én de nakoming en naleving van al deze maatregelen en instructies moet worden gecontroleerd. Het is aan de werkgever om aan te tonen dat hij zijn zorgplicht is nagekomen. Wanneer de werkgever niet aan deze zorgplicht voldoet, is hij aansprakelijk voor alle schade die de medewerker daardoor lijdt.

Werkgeversaansprakelijkheid en ‘goed werkgeverschap’

De zorgplicht van de werkgever houdt niet op bij het verlaten van de werkplek. Tegenwoordig werken veel mensen plaatsonafhankelijk, bijvoorbeeld thuis. In het Arbeidsomstandighedenbesluit is opgenomen dat de werkplek in de eigen woning moet worden ingericht volgens de ergonomische beginselen. Welke beginselen dat zijn is niet uitgewerkt in een wettelijke regeling, maar de werkgever moet zorgen voor een gezonde en veilige werkplek, die aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemer is aangepast. Belangrijk zijn een goede positie van het beeldscherm, de juiste stoel- en tafelhoogte en een toetsenbord, muis en eventueel een (tweede) beeldscherm. Ook moet het werken achter een beeldscherm op gezette tijden kunnen worden afgewisseld door andere werkzaamheden of rusttijd. Bovendien moet de werkgever erop toezien dat een werknemer zich bij het thuiswerken niet in een onveilige situatie begeeft, bijvoorbeeld een bureau in een hoekje op zolder vlakbij de trap. Blijft de werkgever in gebreke, dan kan dat leiden tot aansprakelijkheid van de werkgever voor schade die de werknemer tijdens het thuiswerken lijdt.

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de werkgever ook aansprakelijk kan zijn bij ongelukken buiten het normale werk, die verband houden mét het normale werk, zoals bedrijfsuitjes. Dit geldt wanneer de werkgever zeggenschap heeft over de activiteit of wanneer een verband bestaat met de werkzaamheden en deelname (sociaal) verplicht is. Dit is afgeleid uit artikel 7:611 BW: de werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen. Samengevat: ‘goed werkgeverschap’.

Aanvullend heeft de Hoge Raad bepaald dat, op grond van artikel 7:611 BW, de zorgplicht voor de werkgever ook geldt voor (werk)omstandigheden die de werkgever niet zelf kan beïnvloeden. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als werknemers buiten de werkplaats werkzaamheden verrichten. De werkgever is dan verplicht om voor verkeersongevallen een behoorlijke verzekering af te sluiten voor haar werknemers of haar werknemers in de gelegenheid te stellen om zelf zo’n verzekering af te sluiten. De verzekeringsplicht geldt alleen voor verkeersongevallen.

Doet de werkgever dat niet, dan is daarmee zijn aansprakelijkheid gegeven op basis van artikel 7:611 BW. Hierbij speelt eveneens de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 BW.

Arena-arrest

In een belangrijk arrest van de Hoge Raad, het ’Arena-arrest’, reden vier collega’s gezamenlijk in een busje naar hun werk. Bij toerbeurt fungeerde men als chauffeur en het busje verongelukte bij een eenzijdig ongeval. De drie passagiers werden door de WAM-verzekering van het busje netjes schadeloos gesteld. De chauffeur, die ook ernstig gewond raakte, dreigde met zijn schade te blijven zitten, omdat de WAM-verzekering schade aan de bestuurder uitsluit en de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van de werkgever standaard geen dekking biedt in geval van schade met of door een motorvoertuig. De bestuurder viel dus tussen de wal en het schip.

In eerste instantie lijkt de werkgever hier zijn zorgplicht ten opzichte van de bestuurder niet te hebben geschonden. De werkgever heeft immers geen zeggenschap over de openbare weg waar het ongeval plaatsvond. Toch is de werkgever aansprakelijk voor de schade door de bestuurder, indien hij geen verzekering voor hem heeft afgesloten. Dit bevestigt de Hoge Raad in het Arena-arrest: De werkgever is aansprakelijk, omdat het verkeersongeval in werktijd plaatsvond. Daarnaast achtte de Hoge Raad het onaanvaardbaar dat de bestuurder geen vergoeding zou krijgen, terwijl de schade van de andere inzittenden wel vergoed werd.

Verzekeringsplicht werkgever

Om het ‘simpel’ te houden geeft de Hoge Raad aan dat de omvang van deze verzekeringsverplichting van geval tot geval moet worden vastgesteld. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder de verzekeringsmogelijkheden ten tijde van het ongeval en de vraag of de verzekering behoorlijk is volgens maatschappelijke opvattingen.

Hoe moet dit dan vertaald worden naar de praktijk van alle dag? Uit diverse arresten van de Hoge Raad, kunnen de volgende criteria worden afgeleid:

  1. De werkgever is niet aansprakelijk als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
  2. Wanneer aan de werknemer een onkostenvergoeding wordt verstrekt, bijvoorbeeld een kilometervergoeding, die mede tot doel heeft het afsluiten van een verzekering, dan zal dat uitdrukkelijk uit de afspraken en de hoogte van die vergoeding moeten kunnen worden afgeleid.
  3. De positie van de niet-gemotoriseerde werknemer moet in principe op dezelfde wijze worden beoordeeld als die van de gemotoriseerde werknemer. Ook een fietser die tijdens het werk over een gladde weg rijdt, ongelukkig ten val komt en letsel oploopt, behoort te kunnen terugvallen op een behoorlijke verzekering, waarvoor de werkgever aansprakelijk is. Voor eenzijdige ongevallen van voetgangers, bijvoorbeeld een postbode die valt tijdens het rondlopen, geldt dit niet.
  4. In principe behoort zuiver woon-/werkverkeer tot de privésfeer en blijft dus voor risico van de werknemer. Dit is anders indien er een bijzondere omstandigheid is, waardoor het woon-/werkverkeer op één lijn kan worden gesteld met het uitvoeren van werkzaamheden.
  5. De af te sluiten verzekering behoort een behoorlijke verzekering te zijn. Wat dat is hangt af van de opvattingen en de verzekeringsmogelijkheden zoals die bestonden op het moment van schade. Hierover laat de rechter zich zo nodig door een deskundige informeren.

Verzekeringsmogelijkheden werkgeversaansprakelijkheid

De werkgeversaansprakelijkheid is (nog) niet volledig via één verzekering af te dekken. Dat betekent dat u als werkgever een combinatie van verzekeringen nodig heeft om tot een zo volledig mogelijke dekking te komen. Ieder geval de volgende verzekeringen dekken uw werkgeversaansprakelijkheid adequaat af:

  1. Een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB)
    Deze verzekering biedt dekking voor de ‘klassieke’ arbeidsongevallen, waarvoor de werkgever op grond van artikel 7:658 BW een veiligheidszorgplicht heeft. Het gaat hierbij om ongevallen op de werkplek en andere werklocaties of om ongevallen met de door de werkgever ter beschikking gestelde hulpmiddelen. In beginsel biedt deze polis ook dekking voor andere ongevallen waarvoor de werkgever op grond van artikel 7:611 BW een veiligheidszorgplicht heeft, omdat er onvoldoende of geen preventiemaatregelen getroffen waren. Er geldt echter een uitsluiting voor verkeersongevallen. Sommige verzekeraars hebben daarnaast restricties of zelfs uitsluitingen opgenomen voor schade op grond van artikel 7:611 BW. 
  2. Een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM)
    Deze verzekering dekt de aansprakelijkheid voor schade aan derden veroorzaakt met een gekentekend bedrijfsmotorrijtuig. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld personenauto’s, bestelwagens en vrachtwagens. Ook de schade van inzittenden is gedekt met uitzondering van de bestuurder. 
  3. Een werk- of landmaterieelverzekering
    Deze verzekering dekt de aansprakelijkheid voor schade aan derden veroorzaakt met een niet-gekentekend bedrijfsmotorrijtuig. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld heftrucks, graafmachines of de zogenaamde kooiaap. Ook de schade van inzittenden is gedekt met uitzondering van de bestuurder. 

Daarnaast moet de werkgever op grond van de indirecte zorgplicht van artikel 7:611 BW een voorziening treffen voor de eventuele schade van werknemers, bijvoorbeeld door middel van een aparte, herkenbare vergoeding waarmee werknemers zelf in staat zijn een toereikende verzekering te sluiten. Dat de vergoeding hiervoor is bedoeld dient wel schriftelijk te zijn vastgelegd. Daarnaast kan een werkgever aanvullende verzekeringen sluiten om zelf dit risico te verzekeren. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden. De belangrijkste verzekeringsmogelijkheden zijn:

  • Een ongevallenverzekering voor inzittenden (OI). 
  • Een schadeverzekering voor inzittenden (SVI). 
  • Een (collectieve) ongevallenverzekering. 
  • Een werkgeversaansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders van motorrijtuigen (WEGAM). 
  • Een werkgeversaansprakelijkheidsverzekering (WEGAS). 
  • Een werknemersschadeverzekering (WSV). 

Na de eerste uitspraken van de Hoge Raad werd ervan uitgegaan dat van een behoorlijke verzekering sprake was als de werkgever beschikte over een combinatie van een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven en een werkgeversaansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders van motorrijtuigen. Op dit moment lijkt de combinatie van een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB), een werknemersschadeverzekering (WSV) en een collectieve ongevallenverzekering de beste invulling van het begrip 'behoorlijke verzekering'. 

Het arrest ‘konijn haas’

De vrees van vele werkgevers is dat er geen enkele grens is aan de aansprakelijkheid van werkgevers. Gelukkig is die er wel degelijk. In het arrest van het Hof Den Bosch over ‘konijn haas’, waar een fietsende werkneemster een veronderstelde botsing heeft met een konijn (of een haas), komt duidelijk naar voren wat de reikwijdte is van de hedendaagse werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW en artikel 7:611 BW. Het Hof stelt als uitgangspunt dat artikel 7:658 BW een voor de werkgever ruime zorgplicht behelst en dat de werkgever niet snel aan zijn zorgplicht zal hebben voldaan.

Anderzijds betreft artikel 7:658 BW geen absolute waarborg voor de werknemer tegen gevaar. Een werkgever is niet automatisch aansprakelijk voor de enkele omstandigheid dat een algemeen bekend risico van schade zich verwezenlijkt, of voor de enkele mogelijkheid van het ontstaan van ernstige schade. Het leven houdt teveel eigen risico’s in, risico’s die los en onafhankelijk van de zorgplicht van de werkgever bestaan en kunnen ontstaan. Er blijven situaties denkbaar waar er sprake is van ‘domweg pech’, zoals de botsing met een konijn (of een haas). In dit artikel van V&A Advocaten vindt u meer informatie over dit arrest.

Voor u als werkgever is het dus belangrijk om te controleren of de door uw afgesloten verzekeringen (blijven) voldoen aan de invulling van het begrip ‘behoorlijke verzekering’ en om deze verzekeringen steeds up-to-date te houden.

Vragen?

Heeft u vragen over dit artikel? Wilt u informatie over werkgeversaansprakelijkheid en passende verzekeringen? Neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag!
Publicatiedatum: 28 september 2020
Onze BTA-specialisten staan klaar En helpen u graag!
Bel 010 - 288 45 22 Stel een vraag